In dit artikel leest u de samenvatting van een teelthandleiding voor professionele, biologische telers van pompoenen. Daar deze teelt weinig gemechaniseerd is en wegens de geringe gevoeligheid voor ziekten en plagen zich uitstekend leent voor biologische teelt kan ook de hobbytuinder heel wat nuttige info in deze infobrochure vinden.
Verantwoording.
Toestemming tot het overnemen van deze samenvatting werd verleend door www.biokennis.nl. De volledige teelthandleiding (45 pagina’s) kan u downloaden via de website Biokennis.nl, klik hier. In deze teelthandleiding wordt de teelt en de afzet van de biologische pompoen besproken. Deze teelthandleiding is tot stand gekomen als onderdeel van het project Leren met Toekomst. De auteurs, studenten aan de Christelijke Agrarische Hogeschool, hebben deze teelthandleiding geschreven voor de biologische pompoenenteler.
De pompoen is afkomstig uit Midden-Amerika en begin 1500 naar Europa gekomen. Pompoenen zijn geschikt om te eten voor de sier of om uit het zaad olie te persen. De eetbare pompoenen worden onderscheiden in de volgende twee geslachten Cucurbita maxima en Cucurbita moschata. De C. moschata zijn veelal de butternut soorten. De C. maxima zijn de buttercup en de kabocha soorten. In deze soorten is een heel scala aan verschillende rassen aanwezig. Voor de Nederlandse biologische markt zijn de rassen Uchiki Kuri en de Sweet Mama de belangrijkste. Belangrijke teeltgebieden in de wereld zijn de USA, Nieuw-Zeeland, Mexico en Japan. In Nederland is het areaal biologische pompoenen ongeveer 250 – 300 hectare.
Groei en ontwikkeling
Een pompoen houdt van warme groeiomstandigheden, en kan slecht tegen natte voeten, zodat zaai vaak pas tussen half mei en half juni gedaan kan worden om zo een vlotte start te krijgen. De pompoen heeft twee groeifasen de vegetatieve fase en de generatieve fase. De vegetatieve fase bestaat uit kieming, opkomst en aanleg echte bladeren. De generatieve fase bestaat uit aanleg van bloemen, (mannelijke en
vrouwelijk) bloei en bestuiving, zaadvorming, zaadrijping en kiemrust. De grote en het aantal vruchten per plant is te sturen door de dichtheid van zaaien, afhankelijk van het doel waarvoor de pompoenen geschikt
moeten zijn. Het gevraagde gewicht voor de Uchiki Kuri is tussen de 900-1200 gram, voor de Sweet Mama is dit 1500 gram.
Rassen
De twee belangrijkste rassen in de biologische teelt van pompoenen zijn de Uchiki kuri en de Sweet Mama.
Daarnaast zijn er nog veel rassen die gegeten kunnen worden, deze zijn echter minder bekend bij de consument. Een belangrijk onderscheidt tussen rassen is hoe rankend een ras is. Dit is belangrijk voor de
snelheid van grondbedekking en de plaats van de vruchten. Het onderscheidt wordt gemaakt in drie groepen: bush (vruchten aan de stam), semi-bush (vruchten aan de stam en ranken) en rankend (vruchten
aan de ranken). De snelheid van grondbedekking hangt af van hoe rankend een ras is, en de grootte van de bladeren.
De grond
Pompoenen kunnen verbouwd worden op bijna alle grondsoorten.
Het voordeel van zavel en kleigronden is dat pompoenen van deze grondsoorten langer bewaarbaar zijn dan pompoenen van zand en dalgronden.
De grond waarop pompoenen verbouwd worden moet een goede afwatering hebben, zodat bij (veel) neerslag het vochtoverschot snel afgevoerd wordt en de wortels niet afsterven. De ideale pH voor
pompoenen ligt tussen de 6,0 en 7,5. Pompoenen stellen qua vruchtopvolging geen belangrijke eisen. Bij het 1 op 1 verbouwen van pompoenen kunnen problemen verwacht worden zoals aaltjes en schimmels.
Bemesting
De gangbare stikstofnorm voor pompoenen is 220 kg N. Voor biologisch geteelde pompoenen is het advies 160 kg N. De fosfaat- en kalibehoefte is afhankelijk van het Pw- en K- getal. Veelal is een bemesting in het voorjaar met vloeibare organische mest voldoende om de behoeften te dekken. Vroeg in het seizoen is het mogelijk om organische mest tussen de rijen te geven. Andere belangrijke elementen voor een goede opbrengst en kwaliteit zijn magnesium en calcium. Magnesium kan gestrooid of gespoten worden. De calciumopname is afhankelijk van de verdamping, hierop kan weinig invloed worden uitgeoefend.
Teeltwijzen
Veelal worden pompoenen vanaf half mei direct in de vollegrond gezaaid. Vervroeging van de teelt is mogelijk door opkweken in perspotten en later uit te planten. In Nederland wordt vervroeging niet veel toegepast omdat de extra kosten veelal niet of onvoldoende worden vergoed. Met teeltvervroeging is het mogelijk om vanaf eind juli te gaan oogsten. De oogst loopt in de normale teelt door tot begin oktober.
Zaaien
Belangrijk bij het zaaien van pompoenen is dat de grond voldoende droog en warm is (15°C op 5 cm diepte). Het zaad is gevoelig voor rotten in de grond zodat een snelle opkomst gewenst is, en de beginontwikkeling
goed is. Het is dan ook gewenst dat het zaad op het grensvlak van de vochtige grond gelegd wordt. De zaaidiepte moet tussen de 3 en 5 cm diepte zijn. Op slempgevoelige gronden is het in verband met korstvorming gewenst om minder diep te zaaien. Het aantal gewenste planten per hectare ligt, afhankelijk van het teeltdoel en ras, tussen de 7000 en 18000. Het zaaien gebeurt veelal met een maiszaaimachine
zodat in de praktijk de rassen Uchiki Kuri en de Sweet Mama op 75 × 75 cm of 75 × 65 cm gezaaid worden.
Onkruid
Onkruid in pompoenen is niet zo een groot probleem door het late zaaien en de snelle grondbedekking. Onkruidbestrijding voor de teelt kan gedaan worden door het maken van een vals zaaibed. In de teelt kan
onkruid bestreden worden met een onkruidbrander, wiedeg en schoffel eventueel in combinatie. Het nalopen met de hak eist afhankelijk van het overgebleven onkruid 15 tot 20 uur per hectare.
Ziekten en plagen
De belangrijkste ziekte in pompoenen is meeldauw. Deze ziekte is te herkennen aan de witte vlekken op het blad. Meeldauw treedt meestal later in het seizoen op, telers ervaren dit eerder als voordeel dan als nadeel. Dit omdat het weinig opbrengst reductie geeft maar men bij de oogst de pompoenen door het afgestorven blad goed kan vinden. Het geel mozaïek virus wordt overgebracht door luizen of zit in het zaad, het
voorkomen van luizen is dan ook een must. In de pompoenenteelt is deze ziekte niet direct een groot probleem. De plagen die voor kunnen komen in de pompoenen zijn luizen en ongedierte. Ongedierte kan vooral schade doen door het opeten van zaaizaad en later in het seizoen door van de vruchten te eten.
Luizen kunnen deels voorkomen worden door niet teveel stikstof te strooien en het perceel vrij te houden van onkruid. In de kustprovincies kan schade worden aangebracht door de wind, zodat een beschut perceel
aan te raden is.
Oogsten
Het oogsttijdstip is belangrijk voor de bewaarbaarheid van de pompoenen. Te vroeg oogsten maar zeker ook te laat oogsten vermindert de bewaarbaarheid. Maatgevend om te gaan oogsten is dat de meeste
steeltjes van de pompoenen kurkachtige uitwassen of lijnen vertonen. Tijdens het oogsten is het belangrijk dat de pompoenen zo weinig mogelijk beschadigd worden, om zo invalspoorten voor ziekten te voorkomen.
Bij het afsnijden van de pompoenen is de aan te raden dat de steeltjes tussen de 2 en 6 cm zijn, dit om te voorkomen dat deze afbreken tijdens transport of bewaring.
Bewaren
Pompoenen moeten worden bewaard in kisten die voldoende open zijn. Er moet voldoende lucht bij de pompoenen kunnen komen om zo een snelle wondheling te verwezenlijken. Na de oogst dienen pompoenen zo snel mogelijk droog geventileerd te worden en er moet een goede wondheling plaats vinden om zo de kans op bewaarziekten te minimaliseren. In het buitenland wordt na het oogsten 10 tot 14 dagen ventileren op 26 -30°C, RV 80% voor wondheling. Vervolgens gedurende het bewaarseizoen bewaren bij 10 – 13°C, RV 50-70%. In Nederland ventileert de praktijk kort na oogst bij lagere (buiten)temperaturen (20 – 25°C).
Belangrijke bewaarziekten zijn Didymella bryoniae en Fusarium oysporum en F. solani. De vruchten worden door deze ziekten in het veld geïnfecteerd, later in de bewaring komen deze naar buiten. Om deze ziekten te minimaliseren is het raadzaam om gekeurd zaaizaad te gebruiken, beschadigingen te voorkomen, een goede wondheling toe te passen, het product gedurende de bewaring droog te houden. Bij zware ziektedruk kunnen bewaarziekten beperkt worden door na het oogsten een
warmwater behandeling toe te passen.
Verantwoording
Toestemming tot het overnemen van de samenvatting werd verleend door
De volledige teelthandleiding (45 pagina’s) kan u downloaden via de website Biokennis.nl, klik hier. In deze teelthandleiding wordt de teelt en de afzet van de biologische pompoen besproken. Deze teelthandleiding is tot stand gekomen als onderdeel van het project Leren met Toekomst. De auteurs, studenten aan de Christelijke Agrarische Hogeschool, hebben deze teelthandleiding geschreven voor de biologische pompoenenteler. www.biokennis.nl
Laat een antwoord achter aan Stefan Reactie annuleren